Er zijn de komende jaren forse investeringen nodig vanuit zowel het bedrijfsleven als de overheid, willen we de goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost duurzaam en concurrerend houden. Hiervoor is een Toekomstagenda met een provincie- en landsgrensoverschrijdende aanpak ontwikkeld om die doelstellingen te kunnen realiseren. Publieke taken en private belangen raken elkaar continue: overheden stellen de fysieke infrastructuur en ruimte beschikbaar waar bedrijven met terminals, voertuigen en distributiecentra gebruik van kunnen gaan maken. Gezamenlijk investeren en publiek-privaat is een absolute noodzakelijk.
Het inhoudelijk samen optrekken van de partijen blijkt bij de grote transities (klimaat, energie, circulaire economie, stikstofemissies) niet meer voldoende. Juist ook gezamenlijke financiering van tal van projecten is noodzakelijk, zeker in de huidige crisis. Want investeren in duurzame oplossingen kent vaak een onrendabele top (of te lange terugverdientijd). Voor goede businesscases is in principe voldoende geld aanwezig, maar het is in de praktijk niet eenvoudig om gezamenlijke noemers te vinden om ook samen te gaan financieren.
Kritische succesfactoren
De Werkgroep Financiering van het GVC-programma is in de afgelopen periode met dit vraagstuk aan de slag gegaan. Er is met overheden en initiatiefnemers van gedachten gewisseld over hoe de kapitaalmarkt heldere voorwaarden aangeboden kunnen worden op basis waarvan zij kunnen anticiperen. Die voorwaarden of kritische succesfactoren zijn op 3 juli jongstleden al met een aantal partijen uit de kapitaalmarkt getoetst. Daarover bestaat op hoofdlijnen overeenstemming. Het gaat om de volgende voorwaarden vanuit de overheden:
- Projecten moeten aansluiten en voortbouwen op de belangrijke thema’s uit de Toekomstagenda Goederenvervoer Corridors;
- Projecten moeten private initiatiefnemers of consortia als trekker hebben;
- Projecten moet een versnelling geven aan de verduurzaming van economie en vervoer op de corridors;
- In projecten moet overheidsbetrokkenheid gelegitimeerd zijn, bijvoorbeeld met aantoonbaar ‘marktfalen’, waardoor er een legitimatie is voor overheden om (eventueel) te participeren in projecten;
- De rollen van overheden en private partijen moeten helder omschreven kunnen worden;
- Provincies investeren in projecten in hun eigen werkgebied, maar stemmen voorwaarden af zodat ook geïnvesteerd kan worden in corridorprojecten die provinciegrensoverschrijdend moeten worden aangepakt. Er wordt dus niet gewerkt vanuit één gezamenlijk Corridorfonds vanuit de overheden;
- Provincies vragen het Rijk om met haar middelen (subsidies en investeringen) aan te sluiten bij de werkwijze van de provincies. Daarbij wordt onder meer gewezen op het onlangs aangekondigde Groeifonds, maar ook bestaande regelingen en subsidies van meerdere ministeries (I&W, EZK, BZK).
- Overheden willen daarbij niet alleen subsidiëren, maar ook investeren om de transities te versnellen en zijn bereid om in deze crisis specifieke voorwaarden te hanteren (omtrent doorlooptijden en het te behalen rendement);
- Rijk en provincies (en andere overheden/publieke partijen) nemen zoveel mogelijk samen deel aan projecten. Daarbij gaat het niet om reguliere investeringen in infrastructuur, maar om het realiseren van duurzame concurrentiekracht in projecten die door (consortia van) bedrijven getrokken worden;
- Rijk en provincies proberen de voorwaarden van hun financiering zoveel mogelijk af te stemmen en in te zetten op de combinatie van subsidies en de inzet van revolverende middelen (leningen, participaties, erfpachtconstructies), zodat er ook (provincie)grensoverschrijdend kan worden geïnvesteerd;
- Waar mogelijk wordt ingezet of EU financiering via de meerjarenbegroting (bijv. CEF, EFRO en Interreg), maar ook via instrumenten uit het Herstelfonds van 750 miljard van de EU.
Investeringsaanpak
In een Bestuurlijk Overleg van de vier provincies Zuid-Holland, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg (17 maart 2020) is aan de Werkgroep Financiering gevraagd om een provinciegrensoverschrijdende aanpak voor (langjarige) investeringen te ontwikkelen en deze ook te toetsen met de kapitaalmarkt. Daarvoor is het nodig om in gesprek te gaan met zowel private trekkers van projecten als vertegenwoordigers van de kapitaalmarkt. Elke geïnvesteerde euro door de overheden moet minimaal het dubbele opbrengen aan investeringen uit het bedrijfselven en de kapitaalmarkt.
Dat heeft tot de volgende vragen geleid. Zijn er wel projecten van voldoende omvang die in deze crisis voor een versnelling van duurzaam verdienvermogen kunnen zorgen? Zitten daar wel renderende businesscases onder en kunnen de middelen van overheden staatsteun proof’’ worden ingezet? Zijn de projecten voldoende interessant (omvang en samenstelling financiering) voor de kapitaalmarkt?
De Werkgroep Financiering heeft deze vragen beantwoord aan de hand van een aantal projecten en wil met alle partners bepalen of de ingezette weg en werkwijze interessant is voor alle partijen en hoe de samenwerking tussen alle partijen kan worden ingevuld.
- In de casus elektrische binnenvaart is duidelijk geworden dat de markt de financiering van duurzame batterijcontainers wil oppakken, maar hoe zit dat dan met de ombouwkosten van schepen en de benodigde organisatie, ruimte en investeringen in de walinfrastructuur?
- Bij investeringen in nieuw materieel in de binnenvaart en spoor gaat het meteen om grote aantallen eenheden, anders heeft de implementatie op de corridors geen zin. Een geniaal concept voor één wagon of een nieuw binnenvaartconcept lost niets op. Het gaat om het vinden van partners die meteen de exploitatie van grote aantallen wagons en schepen voor hun rekening willen nemen (en dat gefinancierd krijgen). Maar het vraagt ook om aanpassingen op de vele terminals in de corridors.
-
Hetzelfde verhaal geldt in feite bij de realisatie van truckparkings met aanbod van voorzieningen voor chauffeurs en aanbod van diverse duurzame brandstoffen. Iedereen wil het. Maar de investeringskosten worden voor een belangrijk deel door grondprijzen bepaald en zijn hoog, en tegelijkertijd is de terugverdientijd lang en de exploitatie in de beginjaren onzeker en moeizaam. Wat kunnen financiers (kapitaalmarkt) hierin betekenen en zijn overheden bereid om naast (organisatie van EU) subsidies ook langjarig te participeren in die exploitaties.
-
Het financieren van de herontwikkeling van één bedrijventerrein is maar een druppel op de gloeiende plaat, maar hoe krijgen we dat voor elkaar voor tientallen terreinen. Dat vraagt ook om een substantiële participatie vanuit de (kapitaal)markt en het goed aan elkaar verbinden van middelen van gemeenten, provincies en Rijk.
Meer informatie? Neem contact op met Gerard Wesseling(PZH)
Talking financiële meerwaarde
Waarom is het belangrijk dat de haven van Rotterdam en de Oost- en Zuidoostcorridors hun toppositie houden? Bekijk hier waarom we daarin investeren.